De Wil tot Verschrikkelijkheid (10/10/2009).
"Het is door het verwijfde [Weibische] in onze cultuur, dat de wereldbeschouwing wordt vertroeteld [verzärtelt]: de Griekse mannen zijn wreed als de natuur."
[Nietzsche, Nachlass Ende 1870 - April 1871 7 [31].]
Dit citaat genoegt eigenlijk al om mijn stelling kracht bij te zetten, dat het klassieke voor Nietzsche tot het moderne staat als het mannelijke tot het vrouwelijke. Ik zou daartoe echter nog veel meer aanwijzingen kunnen aandragen.
Wat ik nu wil doen is twee citaten uit dezelfde periode (1887-88) met elkaar vergelijken.
"De klassieke smaak: dat is de wil tot vereenvoudiging, versterking, tot zichtbaarheid van geluk, tot verschrikkelijkheid [Furchtbarkeit], de moed tot psychologische naaktheid (---vereenvoudiging is een consequentie van de wil tot versterking; het zichtbaar-laten-worden van geluk, alsmede van naaktheid, een consequentie van de wil tot verschrikkelijkheid...)."
[WM 868.]
"Zou er ook maar één schakel in de hele ketting van kunst en wetenschap ontbreken als de vrouw, als het werk van de vrouw daarin ontbrak? Geven we de uitzondering toe---ze bewijst de regel---de vrouw brengt het in alles tot volmaaktheid, dat geen werk is, in brieven, in memoires, zelfs in de delicaatste handenarbeid die er bestaat, kortom in alles wat geen métier is, om deze reden, dat ze daarin zichzelf vervolmaakt, omdat ze daarmee gene enige kunstaandrift gehoorzaamt, die ze bezit,---ze wil bevallen [gefallen]..."
[WM 817.]
Laten we nu WM 868 eens goed bekijken. Nietzsche noemt daarin vijf willen:
1) de wil tot vereenvoudiging;
2) de wil tot versterking;
3) de wil tot zichtbaarheid van geluk;
4) de wil tot verschrikkelijkheid;
5) de wil tot psychologische naaktheid (of in andere woorden, tot zichtbaarheid van (psychologische) naaktheid).
Vervolgens verdeelt hij deze in twee groepen, een groep van twee en een groep van drie willen, en zegt dat van die twee willen de ene een consequentie van de andere is, en dat van die drie willen er twee consequenties van de derde zijn:
a) wil tot versterking ---> (wil tot) vereenvoudiging;
b1) wil tot verschrikkelijkheid ---> (wil tot) zichtbaar-laten-worden van geluk;
b2) wil tot verschrikkelijkheid ---> (wil tot) zichtbaar-laten-worden van (psychologische) naaktheid.
Het makkelijkst te begrijpen is wellicht b2). Stel dat je naakte lichaam (of ziel) er verschrikkelijk uitziet. Stel vervolgens dat je verschrikkelijk wilt zijn, oftewel angst wilt aanjagen. Het is dan logisch om je lichaam (of ziel) te ontbloten om daarmee angst aan te jagen.
Maar hoe verhouden a) en b) zich eigenlijk tot elkaar? Een hint is te vinden in WM 817, waar de wil tot bevalligheid als de enige kunstaandrift van de vrouw in het algemeen wordt aangemerkt. De vrouw staat natuurlijk bekend als het zwakke geslacht. We zien hier dus een verband tussen zwakte en de wil tot bevalligheid.
Het tegendeel van zwakte is sterkte. In WM 868 zien we het woord "versterking", waarvan de context het concept "wil tot versterking" is. Zou er dan ook zoiets zijn als een wil tot verzwakking?
In WM 842 zegt Nietzsche over Mozart en Beethoven, dat "beiden instinctieve tegenstanders van de klassieke smaak, van de strenge stijl [zijn],---om van de "grote" [stijl] hier niet te spreken..." Hoewel hij er 'niet van spreekt', verbindt Nietzsche hier toch de klassieke smaak met de grote stijl. En over deze stijl zegt hij in hetzelfde fragment:
"De groot(s)heid van een kunstenaar laat zich niet afmeten aan de "schone gevoelens" die hij wekt: dat mogen de vrouwtjes geloven. Maar aan de graad, waarin hij de grote stijl nadert, waarin hij in staat is tot de grote stijl. Deze stijl heeft dìt met de grote hartstocht gemeen, dat hij versmaadt te bevallen; dat hij vergeet te overreden; dat hij beveelt; dat hij wil... Over de chaos die men is, heer worden; zijn chaos dwingen, vorm te worden: logisch, eenvoudig, ondubbelzinnig, wiskunde, wet worden---: dat is hier de grote ambitie. Met die ambitie stoot men af; niets wekt meer liefde tot zulke geweldmensen---een verlatenheid [Einöde] ligt rondom hen, een zwijgen, een angst [Furcht] als voor een groot vergrijp..."
[ibid.]
We zien hier duidelijk een wil tot eenvoud die tot verschrikkelijkheid leidt, en lijnrecht tegenover de wil tot bevalligheid staat. Dat hij tot verschrikkelijkheid leidt betekent dat iemand die verschrikkelijk wil zijn er goed aan doet eenvoudig (in die zin) te worden. En ook het feit dat hij lijnrecht tegenover de wil tot bevalligheid staat verbindt hem met de wil tot verschrikkelijkheid: want is verschrikkelijkheid niet het grootste obstakel op de weg die tot bevalligheid leidt? En andersom?
verschrikkelijkheid V bevalligheid
versterking V verzwakking
We vroegen naar de relatie tussen de wil tot verschrikkelijkheid en de wil tot versterking. Deze relatie zal overeenkomen met die tussen de wil tot bevalligheid en de wil tot verzwakking... De wil tot verzwakking? Waarom zou een wezen in godsnaam zwakker willen worden! Gaat dit niet lijnrecht in tegen Nietzsches these dat alle wezens wil tot macht en niets daarbuiten zijn?
Hoe kan zijn verzwakking een wezen machtiger maken?
"Zede en schoonheid.---Ten gunste van de zede zij het niet verzwegen, dat bij eenieder die zich volledig en met zijn ganze hart en van begin af aan aan haar onderwerpt, de aanvals- en verdedigingsorganen---de lichamelijke en de geestelijke---verkommeren: dat wil zeggen, hij wordt alsmaar schoner! Want de oefening van die organen en de met hen overeenkomende gezindheid is het, welke lelijk houdt en lelijker maakt. De oude baviaan is daarom lelijker dan de jonge, en de vrouwelijke jonge baviaan lijkt het meest op de mens: is dus het schoonste.---Hieruit trekke men een conclusie over de oorsprong van de schoonheid van vrouwen!"
[Nietzsche, Morgenrood, aforisme 25, geheel.]
Het is duidelijk: verzwakking kan wel degelijk machtsvergroting tot gevolg hebben! De macht van de vrouw over de man is namelijk gelegen in haar bekoorlijkheid. Weet ze dit ook? Is deze haar ervaring niet allang tot instinct geworden?
de wil tot macht ---> de wil tot bevalligheid ---> de wil tot verzwakking
De wil tot bevalligheid is dus de vrouwelijke vorm van de wil tot macht bij uitstek (hetgeen natuurlijk niet betekent dat ze alleen bij vrouwen voorkomt, of dat bij vrouwen alleen die vorm voorkomt). Wat is dus de overeenkomstige mannelijke vorm bij uitstek?
de wil tot macht ---> de wil tot verschrikkelijkheid ---> de wil tot versterking
De wil tot verschrikkelijkheid.---Men denke maar aan het stoerdoen van jongens, aan machogedrag, etc. Maar wat is er zo verschrikkelijk aan de zichtbaarheid van geluk?
Iemand die zijn geluk niet hoeft te verbergen is iemand die niet bang hoeft te zijn dat dit hem wordt afgenomen. Als iemand zijn geluk durft te tonen wijst dat er dus op dat hij niets te vrezen heeft. "Probeer het me maar af te nemen---als je durft!" Dit geldt ook voor het mediocre groene-weidegeluk van het moderne Westerse kuddedier: de staat beschermt hem---kan verschrikkelijk zijn voor hem, in zijn plaats. "Wee degene die het geluk van mijn kudde dwarsboomt---die zal het bezuren!" Aldus spreekt de staat.
En wat psychologische naaktheid betreft: iemand die daar de moed toe heeft is sterk genoeg om zijn zwakke plekken te tonen (of heeft die helemaal niet), en hoeft zijn 'kwade' bedoelingen niet onder stoelen of banken te schuiven (wie maakt hem wat?).
[Nietzsche, Nachlass Ende 1870 - April 1871 7 [31].]
Dit citaat genoegt eigenlijk al om mijn stelling kracht bij te zetten, dat het klassieke voor Nietzsche tot het moderne staat als het mannelijke tot het vrouwelijke. Ik zou daartoe echter nog veel meer aanwijzingen kunnen aandragen.
Wat ik nu wil doen is twee citaten uit dezelfde periode (1887-88) met elkaar vergelijken.
"De klassieke smaak: dat is de wil tot vereenvoudiging, versterking, tot zichtbaarheid van geluk, tot verschrikkelijkheid [Furchtbarkeit], de moed tot psychologische naaktheid (---vereenvoudiging is een consequentie van de wil tot versterking; het zichtbaar-laten-worden van geluk, alsmede van naaktheid, een consequentie van de wil tot verschrikkelijkheid...)."
[WM 868.]
"Zou er ook maar één schakel in de hele ketting van kunst en wetenschap ontbreken als de vrouw, als het werk van de vrouw daarin ontbrak? Geven we de uitzondering toe---ze bewijst de regel---de vrouw brengt het in alles tot volmaaktheid, dat geen werk is, in brieven, in memoires, zelfs in de delicaatste handenarbeid die er bestaat, kortom in alles wat geen métier is, om deze reden, dat ze daarin zichzelf vervolmaakt, omdat ze daarmee gene enige kunstaandrift gehoorzaamt, die ze bezit,---ze wil bevallen [gefallen]..."
[WM 817.]
Laten we nu WM 868 eens goed bekijken. Nietzsche noemt daarin vijf willen:
1) de wil tot vereenvoudiging;
2) de wil tot versterking;
3) de wil tot zichtbaarheid van geluk;
4) de wil tot verschrikkelijkheid;
5) de wil tot psychologische naaktheid (of in andere woorden, tot zichtbaarheid van (psychologische) naaktheid).
Vervolgens verdeelt hij deze in twee groepen, een groep van twee en een groep van drie willen, en zegt dat van die twee willen de ene een consequentie van de andere is, en dat van die drie willen er twee consequenties van de derde zijn:
a) wil tot versterking ---> (wil tot) vereenvoudiging;
b1) wil tot verschrikkelijkheid ---> (wil tot) zichtbaar-laten-worden van geluk;
b2) wil tot verschrikkelijkheid ---> (wil tot) zichtbaar-laten-worden van (psychologische) naaktheid.
Het makkelijkst te begrijpen is wellicht b2). Stel dat je naakte lichaam (of ziel) er verschrikkelijk uitziet. Stel vervolgens dat je verschrikkelijk wilt zijn, oftewel angst wilt aanjagen. Het is dan logisch om je lichaam (of ziel) te ontbloten om daarmee angst aan te jagen.
Maar hoe verhouden a) en b) zich eigenlijk tot elkaar? Een hint is te vinden in WM 817, waar de wil tot bevalligheid als de enige kunstaandrift van de vrouw in het algemeen wordt aangemerkt. De vrouw staat natuurlijk bekend als het zwakke geslacht. We zien hier dus een verband tussen zwakte en de wil tot bevalligheid.
Het tegendeel van zwakte is sterkte. In WM 868 zien we het woord "versterking", waarvan de context het concept "wil tot versterking" is. Zou er dan ook zoiets zijn als een wil tot verzwakking?
In WM 842 zegt Nietzsche over Mozart en Beethoven, dat "beiden instinctieve tegenstanders van de klassieke smaak, van de strenge stijl [zijn],---om van de "grote" [stijl] hier niet te spreken..." Hoewel hij er 'niet van spreekt', verbindt Nietzsche hier toch de klassieke smaak met de grote stijl. En over deze stijl zegt hij in hetzelfde fragment:
"De groot(s)heid van een kunstenaar laat zich niet afmeten aan de "schone gevoelens" die hij wekt: dat mogen de vrouwtjes geloven. Maar aan de graad, waarin hij de grote stijl nadert, waarin hij in staat is tot de grote stijl. Deze stijl heeft dìt met de grote hartstocht gemeen, dat hij versmaadt te bevallen; dat hij vergeet te overreden; dat hij beveelt; dat hij wil... Over de chaos die men is, heer worden; zijn chaos dwingen, vorm te worden: logisch, eenvoudig, ondubbelzinnig, wiskunde, wet worden---: dat is hier de grote ambitie. Met die ambitie stoot men af; niets wekt meer liefde tot zulke geweldmensen---een verlatenheid [Einöde] ligt rondom hen, een zwijgen, een angst [Furcht] als voor een groot vergrijp..."
[ibid.]
We zien hier duidelijk een wil tot eenvoud die tot verschrikkelijkheid leidt, en lijnrecht tegenover de wil tot bevalligheid staat. Dat hij tot verschrikkelijkheid leidt betekent dat iemand die verschrikkelijk wil zijn er goed aan doet eenvoudig (in die zin) te worden. En ook het feit dat hij lijnrecht tegenover de wil tot bevalligheid staat verbindt hem met de wil tot verschrikkelijkheid: want is verschrikkelijkheid niet het grootste obstakel op de weg die tot bevalligheid leidt? En andersom?
verschrikkelijkheid V bevalligheid
versterking V verzwakking
We vroegen naar de relatie tussen de wil tot verschrikkelijkheid en de wil tot versterking. Deze relatie zal overeenkomen met die tussen de wil tot bevalligheid en de wil tot verzwakking... De wil tot verzwakking? Waarom zou een wezen in godsnaam zwakker willen worden! Gaat dit niet lijnrecht in tegen Nietzsches these dat alle wezens wil tot macht en niets daarbuiten zijn?
Hoe kan zijn verzwakking een wezen machtiger maken?
"Zede en schoonheid.---Ten gunste van de zede zij het niet verzwegen, dat bij eenieder die zich volledig en met zijn ganze hart en van begin af aan aan haar onderwerpt, de aanvals- en verdedigingsorganen---de lichamelijke en de geestelijke---verkommeren: dat wil zeggen, hij wordt alsmaar schoner! Want de oefening van die organen en de met hen overeenkomende gezindheid is het, welke lelijk houdt en lelijker maakt. De oude baviaan is daarom lelijker dan de jonge, en de vrouwelijke jonge baviaan lijkt het meest op de mens: is dus het schoonste.---Hieruit trekke men een conclusie over de oorsprong van de schoonheid van vrouwen!"
[Nietzsche, Morgenrood, aforisme 25, geheel.]
Het is duidelijk: verzwakking kan wel degelijk machtsvergroting tot gevolg hebben! De macht van de vrouw over de man is namelijk gelegen in haar bekoorlijkheid. Weet ze dit ook? Is deze haar ervaring niet allang tot instinct geworden?
de wil tot macht ---> de wil tot bevalligheid ---> de wil tot verzwakking
De wil tot bevalligheid is dus de vrouwelijke vorm van de wil tot macht bij uitstek (hetgeen natuurlijk niet betekent dat ze alleen bij vrouwen voorkomt, of dat bij vrouwen alleen die vorm voorkomt). Wat is dus de overeenkomstige mannelijke vorm bij uitstek?
de wil tot macht ---> de wil tot verschrikkelijkheid ---> de wil tot versterking
De wil tot verschrikkelijkheid.---Men denke maar aan het stoerdoen van jongens, aan machogedrag, etc. Maar wat is er zo verschrikkelijk aan de zichtbaarheid van geluk?
Iemand die zijn geluk niet hoeft te verbergen is iemand die niet bang hoeft te zijn dat dit hem wordt afgenomen. Als iemand zijn geluk durft te tonen wijst dat er dus op dat hij niets te vrezen heeft. "Probeer het me maar af te nemen---als je durft!" Dit geldt ook voor het mediocre groene-weidegeluk van het moderne Westerse kuddedier: de staat beschermt hem---kan verschrikkelijk zijn voor hem, in zijn plaats. "Wee degene die het geluk van mijn kudde dwarsboomt---die zal het bezuren!" Aldus spreekt de staat.
En wat psychologische naaktheid betreft: iemand die daar de moed toe heeft is sterk genoeg om zijn zwakke plekken te tonen (of heeft die helemaal niet), en hoeft zijn 'kwade' bedoelingen niet onder stoelen of banken te schuiven (wie maakt hem wat?).