Saturday, March 27, 2010

Ecce Deus (13/11-02/12/2009).

In EH vinden we de zinnen:

"Dr. Widmann drukte mij zijn achting voor de moed uit, waarmee ik me voor de afschaffing van alle fatsoenlijke gevoelens inzet.---"
["Waarom ik zulke goede boeken schrijf", 1; vgl. Afgodenschemering, "Strooptochten van een oneigentijds man", 37.]

en:

"Mijn lot wil, dat ik de eerste fatsoenlijke mens moet zijn, dat ik me tegen de leugenachtigheid van millennia in tegenstelling weet..."
["Waarom ik een noodlot ben", 1.]

We kunnen dit, met uitzondering van de woorden die ik dik gedrukt heb, natuurlijk gemakkelijk uitleggen volgens de herwaardering van alle waarden: dr. Widmann heeft gelijk vanuit het oogpunt der kuddemoraal, Nietzsche vanuit het oogpunt der herenmoraal. Nietzsche echter betekent de zelfoverwinning van de kuddemoraal tot in een herenmoraal:

"De zelfoverwinning van de [kudde]moraal uit waarachtigheid, de zelfoverwinning van de moralist tot in zijn tegenstelling---tot in mij---dat betekent in mijn mond de naam Zarathustra."
[ibid., 3.]

Hoe werkt dit?---Het Christendom is als een schorpioen: zijn God is het lijf, zijn Tien Geboden zijn de tien extremen. Het gebod tot waarachtigheid---"Gij zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste"---is de staart; deze steekt uiteindelijk zijn angel in het lijf, dit laatste daarmee doodstekend ("God is dood"). De dood van het lijf betekent dat de extremen ook vroeg of laten zullen afsterven (tenzij...). Maar met de levenskracht die nog in de staart zit nadat het lijf is doodgestoken ontdekt Nietzsche de ondogmatische waarheid: "Deze wereld is de wil tot macht---en niets daarbuiten!" (WM 1067; vgl. VGK 36). En deze waarheid---de wil tot macht (door Leo Strauss meermaals "a vindication of God" genoemd (vgl. VGK 37 en WM 55))---deze waarheid is een 'nieuwe' God... De staart hoeft dus niet af te sterven, maar kan naar deze 'nieuwe' God getransplanteerd worden: want deze waarheid is goddelijk, is machtig om te zien, geeft een gevoel van macht aan hem die haar aanschouwt! De staart, de onvoorwaardelijke wil tot waarheid (vgl. VW 344), wordt dus gegrond in de wil tot macht, is nu een uiting van de wil tot macht. Maar de genoemde waarheid is niet voor iedereen verheffend:

"Als de lijdende, de onderdrukte het geloof zou verliezen, een recht tot zijn verachting van de wil tot macht te hebben, dan zou hij het stadium van de hopeloze desperatie binnentreden."
[WM 55.]

***

Uit het bovenstaande volgt dat de wil tot waarheid, over de gehele mensheid genomen, niet langer onvoorwaardelijk is: men kan nu alleen nog de wil tot waarheid hebben voorzover de waarheid verheffend voor hem is; en alleen voor de hoogste mensen is de hele waarheid verheffend.---

***

Eén van mijn intellectuele crises (een crisis die volgde uit waarachtigheid, en dus voor de meesten onbegrijpelijk zal zijn) werd veroorzaakt door mijn idee van een Plato-Nietzschecyclus. Het bovenstaande is eigenlijk een samenvatting van mijn resolutie van die crisis.

Mijn idee van een Plato-Nietzschecyclus kwam met name voort uit "Hoe de "ware wereld" uiteindelijk een fabel werd" (uit Afgodenschemering) en Heideggers interpretatie daarvan (aan het eind van deel 2 van zijn Nietzsche, als ik me niet vergis).

00:00 Plato's volwassen filosofie
__:__ opkomst van het Christendom ("Platonisme voor het 'volk'")
__:__ Kant
06:00 de dood van de Christelijke God
__:__ hanengekraai van het Positivisme
__:__ Nietzsches Positivisme
12:00 Nietzsches volwassen filosofie
__:__ Nietzscheanisme voor het 'volk'
__:__ de Antikant
18:00 de dood van de grote Pan (zie GT 11)
__:__ uilengekras van het Negativisme
__:__ Plato's Negativisme
00:00 Plato's volwassen filosofie

Het verstaat zich vanzelf dat er in iedere cyclus een nieuwe Plato en een nieuwe Nietzsche op zouden staan (en een nieuwe Kant en diens tegenhanger).

De dood van Pan is de dood van de tragedie, en daarmee van de tragische waarachtigheid (het "pessimisme der sterkte"). Na de dood van de waarachtigheid kan er natuurlijk een nieuwe Christelijke leugenachtigheid ontstaan.

***

"[Socrates] verlangde van zijn discipelen onthouding en strenge afzondering van zulke onfilosofische prikkelingen [als de tragische kunst]; met zulk succes, dat de jeugdige tragediedichter Plato ten allereerste zijn dichtwerken verbrandde, om discipel van Socrates te kunnen worden."
[GT 14 (1872).]

"De zin voor het tragische neemt met de zinnelijkheid af en toe."
[VGK 155, geheel (1886).]

"In summa: al het filosofische idealisme is tot nog toe iets als ziekte geweest, waar het niet, zoals in het geval van Plato, de voorzichtigheid van een overrijke en gevaarlijke gezondheid, de vrees voor overmachtige zinnen, de schranderheid van een schrandere Socraticus was.---Wellicht zijn wij modernen slechts niet gezond genoeg, om Plato's idealisme nodig te hebben? En wij vrezen de zinnen niet, omdat------"
[VW 372 (1887).]

Omdat ze daar niet machtig genoeg voor zijn.

Wat ik, toen ik nog niet wist hoe uit de Plato-Nietzschecirkel te breken, uit de bovenstaande drie passages haalde, was een ondersteuning van mijn idee van de genoemde cirkel of cyclus. De cyclus was dan, naast een cyclus van waarachtigheid, tegelijkertijd een cyclus van zinnelijkheid: op het toppunt der zinnelijkheid, met Plato, werd de zinnelijkheid de oorlog verklaard, met Plato's begrip van de "reine geest" (VGK Voorwoord; "geest" en "zinnen" staan gewoonlijk tegenover elkaar bij Nietzsche).

Nu weet ik hoe uit de cyclus der waarachtigheid te breken, maar nog niet hoe uit de cyclus der zinnelijkheid. In Afgodenschemering echter, in het hoofdstuk "Het probleem (van) Socrates", wordt als het probleem waar Socrates tegen streed niet de al te grote zinnelijkheid aangevoerd, maar de anarchie der instincten---"dat de instincten zich tegen elkander wendden" (aldaar, 9). Elk van de driften poogde zich tot tiran te maken. Daarom werd de reine Rede tot tegentiran uitgeroepen. Maar wat is het verband tussen de driften (of instincten) en de zinnen? Dit zal hetzelfde zijn als dat tussen de Rede en de geest. En als onze zinnen inderdaad niet machtig genoeg zijn om vrees te wekken, dan hebben we allicht meer verstand van de geest?

Maar er is natuurlijk helemaal geen tegenstelling tussen de geest en de zinnen, of tussen de Rede en de driften! (Wordt vervolgd.)

***

De Rede is het vermogen tot logisch denken. Het denken wordt echter door Nietzsche "slechts een verhouden [der] driften tot elkander" genoemd (VGK 36). Er is dus geen absolute tegenstelling tussen de driften en de Rede: de Rede bestaat bij gratie van de driften, is slechts mogelijk door een bepaalde verhouding tussen de driften.

De geest is het product van het brein. Het brein bestaat uit zenuwcellen. Maar zenuwcellen zijn tevens de kern van de zintuigen. Er kan geen geest zijn zonder input van zenuwcellen. Er kan dus geen reine geest zijn.

Door de wereld als wil tot macht en niets daarbuiten te zien doorbreekt men dus niet alleen de cirkel der waarachtigheid, maar ook die der zinnelijkheid. Er is namelijk geen absoluut verschil tussen zinnelijkheid en geestelijkheid; geestelijkheid is eigenlijk een in het hoofd gecentreerde 'zinnelijkheid', sensitiviteit. Een hoge geestelijkheid is dus geen oplossing; kan even "vreselijk" zijn als een hoge zinnelijkheid. Geestelijkheid is een soort naar binnen gekeerde zinnelijkheid. De schildpad kan zijn extremen intrekken, maar kan nooit aan zijn lichamelijkheid ontsnappen (zonder zijn lichaam is hij namelijk geen schildpad meer, niets meer). Er zijn alleen driften, er is alleen wil tot macht.

***

"Mijn idee van een Plato-Nietzschecyclus kwam met name voort uit "Hoe de "ware wereld" uiteindelijk een fabel werd" (uit Afgodenschemering) en Heideggers interpretatie daarvan (aan het eind van deel 2 van zijn Nietzsche, als ik me niet vergis)."

Ik vergiste me wel. Het is aan het eind van deel 1 van zijn Nietzsche---in hoofdstuk 24, om precies te zijn.

***

Ik heb, met behulp van Leo Strauss en Laurence Lampert, de mogelijkheid van het uit de hierboven beschreven vicieuze cirkel breken gerealiseerd. Deze uitbraak geschiedt al in Nietzsches volwassen filosofie, mits deze goed begrepen wordt (zoals door Strauss, Lampert, en mij). Toch is er mijns inziens wel zoiets als een 'Nietzscheanisme voor het "volk"', en vandaar een 'Antikant'. Deze 'Antikant' is wellicht niet één persoon, net zoals Homerus waarschijnlijk niet één persoon was: wellicht maken alle drie de tussen haakjes genoemde personen er deel van uit. Want wàt is mijns inziens het 'Nietzscheanisme voor het "volk"'?

De tegenhanger van het Christendom, dwz. van het 'Platonisme voor het "volk"', in de genoemde cirkel, is namelijk helemaal geen Nietzscheanisme voor het 'volk'. De reden dat Nietzsche "volk" overigens tussen aanhalingstekens schrijft is dat het woord hier niet refereert aan één of ander volk, als in "volkeren", maar aan hèt volk, de massa, de allermeesten. Het is belangrijk om dit hier te vermelden, aangezien ik denk dat hierin het verschil tussen het Christendom en zijn diametrische tegenhanger bestaat (afgezien van het verschil tussen Platonisme en Nietzscheanisme, natuurlijk).

De uitdrukking "Platonisme voor het "volk"" impliceert dat Platonisme in principe niet voor het 'volk' is. Waarvoor dan?---Voor de adel, er is geen twijfel mogelijk. Is de genoemde tegenhanger dan Nietzscheanisme voor de adel?---Nee, want Nietzscheanisme is, net als Platonisme, überhaupt voor de adel (hoewel niet per se voor mensen met het woordje von voor hun achternaam, e.d.; zie WM 942). Er is echter nog een andere tegenhanger van het 'volk':

"Kants grap.---Kant wilde op een "heel de wereld" voor het hoofd stotende manier bewijzen, dat "heel de wereld" gelijk had:---dat was de heimelijke grap van deze ziel. Hij schreef tegen de geleerden ten gunste van het volksvooroordeel, maar voor geleerden en niet voor het volk."
[VW 193, geheel; Nietzsche hoeft "volk" hier overigens niet tussen aanhalingstekens te zetten omdat al duidelijk is dat hij daarmee tout le monde bedoelt.]

Toen ik dit voor de eerste keer las, vermoedde ik meteen al dat Nietzsche hiermee zelf een grap maakte: hijzelf deed namelijk het omgekeerde van wat Kant deed:

"Mijn mondwerk---is des volks: te grof en hartelijk praat ik voor de zijde-hazen. En nog vreemder klinkt mijn woord voor alle inkt-vissen en penne-vossen [Feder-Fuchsen]."
[ASZ, Van de geest der zwaarte, 1.]

Ik opper, als tegenhanger van Platonisme voor het 'volk', Nietzscheanisme voor geleerden. Zo is Voorbij goed en kwaad geschreven voor geleerden (zoals Nietzsche in een brief aan Jacob Burckhardt schreef zegt VGK hetzelfde als ASZ, maar op een heel andere manier). En de geleerden hebben gelijk, alleen zijn (tijdens het schrijven van VGK althans) de meeste geleerden nog in de ban en waan van de moraal: zie VGK 22.

***

Dit wil niet zeggen dat VGK, in plaats van Nietzsches volwassen filosofie, Nietzscheanisme voor geleerden bevat. Het bevat hetzelfde als ASZ. Het zogenaamde 'Nietzscheanisme voor geleerden' zou immers een stap omlaag zijn. Op het punt van Nietzsches volwassen filosofie, op het hoogtepunt van de cirkel, moet er uit de cirkel gebroken worden: deze moet dan in principe doorgaan als een rechte (horizontale) lijn: de hoogste waarachtigheid moet gehandhaafd worden, wil gehandhaafd worden, want dit volgt uit de wil tot macht. Toegegeven, niet uit de wil tot macht van de allermeesten, maar uit die van de weinigsten, mensen als Nietzsche, Nietzsches 'rechte lezers' (AC Voorwoord).

***

Wat is het zogenaamde 'Nietzscheanisme voor geleerden' in wezen?---Het is een misverstand mbt. Nietzsches volwassen filosofie: het idee dat Nietzsches 'Positivisme' (zijn atheïsme) zijn volwassen filosofie zij. Maar het laatste van zijn 'positivistische' boeken, De vrolijke wetenschap, mondde oorspronkelijk uit in Aldus sprak Zarathoestra. Daarmee begint Nietzsches volwassen filosofie: incipit tragoedia, incipit Zarathustra. Zijn atheïsme, de 'dood van God', is enkel het uitgangspunt van Nietzsches volwassen filosofie; en niet, zoals de beheerder van deze Hyve schijnt te denken, haar summum. Vóórdat Zarathoestra het inzicht in de wil tot macht heeft, dat hij in "Van de zelfoverwinning" aan de "allerwijsten" meedeelt, zegt hij: ""Dood zijn alle goden: nu willen wij, dat de Uebermensch leve"---dit zij eenmaal in den hoogsten noen onze laatste wil!" ("Van de schenkende deugd", 3). En wat is de Uebermensch?

---"[D]eze soort mens [de Uebermensch], die hij [Zarathoestra] concipiëert, concipiëert de realiteit, zoals ze is[.]"
[EH Noodlot 5.]

In het licht van het genoemde inzicht betekent dit: de Uebermensch concipiëert de realiteit als wil tot macht, en niets daarbuiten.---

***

Door Nietzsches 'Positivisme' abusievelijk als zijn volwassen filosofie te beschouwen komt men dus, als we ons de Plato-Nietzschecirkel als een klok voorstellen, van de reële linkerhelft op de virtuele rechterhelft terecht:

6 uur: het Platonisme
7 uur: het Christendom
8 uur: Kant
9 uur: de dood van God
10 uur: het Positivisme
11 uur: Nietzsches 'Positivisme'
12 uur: Nietzsches volwassen filosofie
1 uur: Nietzscheanisme voor geleerden
2 uur: de Antikant
3 uur: dood van de grote Pan
4 uur: Negativisme
5 uur: Plato's 'Negativisme'

Men komt van 11 uur op 1 uur terecht (men verwarre deze tijden overigens niet met de eerdergenoemde, digitale tijden). En het is tegen deze nieuwe positie, tegen dit Nietzscheanisme voor geleerden, dat 'de Antikant' zich keert---als wat de Engelsen zo mooi een champion noemen: een champion of the sun, namelijk van de Rede. Niet dat hij een martelaar voor de Waarheid zij; de Waarheid, de wil tot macht, heeft geen martelaren nodig. Maar de Antikant laat op positieve wijze zien dat de 'vrolijke wetenschap' geen nihilisme is; dat zij niet vrolijk is omdat er voor haar geen ernst meer bestaat, maar omdat haar ernst, haar wil, weldadig is. Haar geweten is enkel de schaduwzijde van haar wil tot macht: het niet uitoefenen van macht is niet kwaad, maar slecht... De filosoof, in de Nietzscheaanse zin, heeft het geweten voor de collectieve ontwikkeling van de mensheid; maar dit betekent dat hij de wil heeft om die ontwikkeling te beïnvloeden! Zarathoestra's liefde voor de mensen is een eufemisme voor zijn schenkende deugd, en zijn schenkende deugd op op haar beurt voor zijn heerszucht... Allen echter zijn namen voor het onnoembare,---de wil tot macht.

***

Ik schreef dat de 'Antikant' een "een champion of the sun, namelijk van de Rede" was. Dit haalde ik uit stap 4 van "Hoe de "ware wereld"" etc.:

"(Grauwe morgen. Eerste gapen van de Rede. Hanengekraai van het Positivisme.)"
[aldaar.]

Zou dit echter niet gapen als in slaperig-worden kunnen betekenen? Plato was toch juist de filosoof van de Rede, Nietzsche van het irrationele?---Nee, dat is slechts de al-gemene opvatting... Plato compromitteerde de Rede met de domheid; Nietzsche stelt de twee in vijandige oppositie---we zien dit mede in een passage die ik zojuist in een 'scrap' heb gepost:

"Iedere deelname aan een godsdienst is een aanslag op de openbare zedelijkheid. Men moet harder tegen Protestanten dan tegen Katholieken zijn, harder tegen liberale Protestanten dan tegen strenggelovige. Het misdadige [Verbrecherische] in het Christen-zijn neemt toe in de mate waarin men de wetenschap nadert. De misdadiger der misdadigers is bijgevolg de filosoof."
[De Antichrist, "Wet tegen het Christendom", artikel 2.]

De 'zedelijkheid' betekent hier de waarachtigheid: wat is er immers vèrder nog over van de Christelijke moraal? Deze passage kan alleen verklaard worden met behulp van wat Nietzsche eerder in hetzelfde boek schrijft:

"Definitie van het Protestantisme: de halfzijdige verlamming van het Christendom---en van de Rede..."
[AC 10.]

Het Christendom beroept zich op de openbaring, dwz. op het onverzoenlijke tegendeel van de Rede. Men moet harder tegen Protestanten dan tegen Katholieken, harder tegen liberale Protestanten dan tegen strenggelovige zijn omdat de eerstgenoemden inconsequenter zijn dan de laatstgenoemden. Het Christendom is het geloof in bepaalde absurditeiten, dat wil zeggen ongerijmdheden, onredelijkheden (schepping uit niets, maagdelijke geboorte, etc.). Maar waarom is de filosoof dan de misdadiger der misdadigers? Is de filosoof, bijvoorbeeld Nietzsche zelf, niet juist consequent? Stoelt Nietzsches filosofie niet volledig op de Rede, en totaal niet op 'openbaring'?---Ja. Maar Nietzsche bedoelt hier ook níet de filosoof in deze zin.

"Onder Duitsers begrijpt men mij direct, wanneer ik zeg dat de filosofie door theologenbloed verdorven is. De Protestantse dominee is grootvader van de Duitse filosofie, het Protestantisme zelf haar peccatum originale [erfzonde]."
[ibid.]

Nu waren Nietzsches grootvaders van beide zijden, alsmede zijn vader, Protestantse dominees, maar toch bedoelt hij hier niet zichzelf (wel was hij zich terdege van het gevaar bewust). De misdadiger der misdadigers is vanuit Nietzsches oogpunt niet hijzelf, maar de Christelijke filosoof---een "arglistige" Christen als Kant:

"Een sluipweg naar het oude ideaal stond [dankzij Kant] open, het concept "ware wereld", de conceptie van de moraal als essentie van de wereld (---deze twee boosaardigste dwalingen die er bestaan!) waren nu weer, dankzij een geslepen-schrandere scepsis, als niet bewijsbaar, dan toch niet meer weerlegbaar... De Rede, het recht van de Rede reikt niet zo ver..."
[ibid.]

En dan zijn er nog lezers die denken dat Nietzsche met deze laatste zin zijn eigen mening geeft! De drie puntjes zeggen genoeg: Nietzsche vindt deze redenering schandelijk. We zien dit in de conclusie die hij eruit trekt ("Hoe de "ware wereld"" etc., stap 4-5: "Schaamrood van Plato"!).

0 Comments:

Post a Comment

Subscribe to Post Comments [Atom]

<< Home