"Hoe ik de filosoof beschouw, als een verschrikkelijke springstof, waarvoor alles in gevaar is, hoe ik mijn begrip "filosoof" mijlenver afscheidt van een begrip, dat zelfs nog een Kant omvat, om niet te spreken van de academische "herkauwers" en andere professoren in de filosofie: daarover geeft dit geschrift [Schopenhauer als opvoeder] een onschatbare onderrichting".
[Nietzsche, Ecce homo, De oneigentijdsen, 3.]