Monday, February 20, 2012

I think the fundamental problem of our era, which was also Nietzsche's era, is the conquest of nature. The conquest of nature was "commanded and legislated" (cf. Beyond Good and Evil, aphorism 211) by Machiavelli, Bacon, and Descartes (among others) for the sake of philosophy, which was gravely threatened by Christianity back then. The scientific revolution instigated by those philosophers was what "killed" the Christian god, for which "killing" we should be most grateful. However, just as the religious revolution instigated by Socrates and Plato et al. was first beneficial but later became detrimental to philosophy, the revolution instigated by Machiavelli et al. has now itself led to a grave threat to philosophy. For "genuine philosophers" (again BGE 211) like the ones mentioned above belong to the formidable exceptions among men, and those exceptions are now in threat of becoming obsolete to the rule, the many, because of the technological advancements that in the West have made life easy for the many, who now no longer need such formidableness (which is indispensable in real crises).

The dire situation of many animals is just one of the consequences of what Heidegger called nature's reduction to a Bestand, a standing reserve, a resource. The real problem is paradoxically not that animal rights are not being respected, but the conceited notion of the existence of any rights at all! There's no such thing as natural rights; men are not naturally entitled to accommodate the rest of nature to their needs. But neither are they naturally forbidden to. Therefore, there's only one way to counteract the continuing exploitation of nature; and that consists precisely in the ideal of the eternal recurrence, in the wish that everything, including all the woes that befall animals---and of course men, too, are animals---, recur eternally... For by wishing for the eternal recurrence of all things, one manifests oneself as the counterideal to the ideal of the man who wallows in "wretched contentment" (Thus Spoke Zarathustra, Prologue, 3)---as an Übermensch as opposed to a Last Man. And only this ideal, "the ideal of the most high-spirited, most alive, and most world-affirming man" (BGE 56), can raise people out of their comfy animal-hide armchairs---if only by offending them!

Wednesday, February 15, 2012

Hier is een gedicht dat ik schreef toen ik zeventien was:

Let go of every prejudice
And all of your restrictions.
Let us lament how sad it is
To follow false convictions.

Uplift your body in your soul
To realms high above us.
Come taste the airy alcohol
Excelling earthy offers.

Now we'll discuss the universe
And our temporal presence.
We'll learn of our gloomy curse
The all-explaining essence.

Then we can finally unite
Our energy and reason;
And you will love the day you tried
To end all lies and treason.

Het was vanwege m'n verlangen naar het hogere dat ik in die tijd veel geestverruimende middelen gebruikte. In die tijd geloofde ik nog in een zeker substantiedualisme. Nu geloof ik dat alles, om een Platonisch eufemisme te gebruiken, liefde is. Het verlangen naar het hogere is daar een vorm van, ja in zekere zin zelfs de hoogste vorm: in de zin namelijk dat het de begeerte naar wijsheid is, naar gemeenschap met het Goede. Maar wat is het Goede? Het bestaan zelf. Maar dit betekent dat ook het lagere goed is, ook het materialisme, ook de oppervlakkigheid. Dit was wat Nietzsche het moeilijkst vond om te accepteren: de gedachte dat ook het lagere terugkeert, ook het verlangen naar het lagere, ook het lagere verlangen. En hij wist haar uiteindelijk te accepteren, ja te omarmen.

Onlangs heb ik in één ruk Rob Riemens boekje, De eeuwige terugkeer van het fascisme, uitgelezen. Ook hij is begaan met het hogere. Maar op één punt, mijns inziens de kern, ben ik het volstrekt met zijn betoog oneens. Ik zal die kern hier nu vrij uitvoerig citeren:

"Massamaatschappij is de benaming die Ortega Y Gasset in 1930 geeft aan de maatschappij die zich, vanaf de eerste vermoedens van Goethe en met alle kenmerken die Tocqueville en Nietzsche hadden voorspeld, inderdaad overal in Europa manifesteert. En toch is Ortega Y Gasset verbaasd over wat hij ziet als de grote paradox van het democratische tijdperk dat net zijn intrede in de Europese geschiedenis heeft gedaan. Eindelijk een tijdperk waarin de samenleving zich heeft weten te bevrijden van het juk van de tiran en de Kerk, aristocratie en feodale maatschappij. Technologische vooruitgang biedt onder meer grotere bewegingsvrijheid, de media verbreden de blik op de wereld en het politiek bestuur wordt steeds democratischer. Europa staat op de drempel van een vrije samenleving waarin grenzen kunnen worden geslecht, de individuele vrijheid wordt gerespecteerd, eigen verantwoordelijkheid geïmpliceerd en geestelijke waarden die het beschavingsideaal schragen, worden gecultiveerd.
Maar deze historische kans wordt afgewezen door een nieuw type mens dat snel aan invloed wint in de maatschappij: de massamens. [...]
Niemand wordt als een 'massamens' geboren. Het tegendeel is waar. Volwassen worden is het je bewust worden van de grote levensvragen, de vragen naar zin en betekenis. Maar te veel mensen, in het bijzonder zij 'die het niet cadeau krijgen', zijn in de steek gelaten in hun zoektocht naar een antwoord op deze vragen en hun pogen vrij en verantwoordelijk te leven.
Zij zijn in de steek gelaten door [nihilistische intellectuelen, conservatieve intellectuelen, het onderwijs, de zakenelite, en zowel een linkse als een rechtse politieke elite.]
Het is door dit verraad van de elites dat mensen massamensen worden en hun identiteit gereduceerd wordt tot die van klant, stemmer, kijker of geldslaaf. Er worden steeds minder mogelijkheden geboden en er is steeds minder aanmoediging om vrij en verantwoordelijk te worden zoals Socrates en Spinoza vrij en verantwoordelijk waren." (pagina 15-16 en 52-54.)

Elders in het boekje zegt Riemen over Socrates:

"Socrates kritiseert in een gesprek met zijn vrienden al vijfentwintig eeuwen geleden een levensstijl die 'uitsluitend gericht is op het aangename en het hoogste goed negeert'." (pagina 48, parafrasering.)

De ironie is dat Socrates juist meende dat er wel degelijk mensen als massamens geboren worden: de meeste mensen nog wel. De meeste mensen zijn van nature uitsluitend gericht op het aangename. Vandaar dat Socrates' ideale staat juist het tegendeel van een democratie was: een aristocratie, een Kerk, een feodale maatschappij. Het probleem is niet dat de elites veel mensen in de steek laten; het is juist dat ze trachten om de velen, hoi polloi, tot hun eigen hoogte te verheffen... De meeste mensen zijn van nature nou eenmaal niet geïnteresseerd in de grote levensvragen---ja zelfs de meeste elitemensen niet. Het is geen "verraad" van de meeste elitemensen als ze het hoogste goed negeren. De meeste elitemensen zijn weliswaar van nature niet in de eerste plaats gericht op het aangename, maar ook niet op het hoogste goed. Dat zijn slechts de weinigsten, de elite van de elite, la crème de la crème---mensen als Socrates en Spinoza.

De "vrije samenleving" die Riemen noemt is met name tot stand gekomen door de in dezelfde alinea genoemde "technologische vooruitgang". Die "vooruitgang" is in wezen wat de Engelsen "the conquest of nature" noemen. Die verovering is het grondprobleem van onze tijd, en sinds kort denk ik dat ik weet hoe we dat probleem kunnen oplossen. De oplossing zit 'm in niets anders dan wat ik hierboven over Nietzsche gezegd heb.

***

"Maar eens [...] moet hij ons toch komen, de verlossende mens der grote liefde en verachting, de creatieve geest, dien zijn dringende kracht uit alle afzijdigheid en genezijdigheid immer weder wegdrijft, wiens eenzaamheid door het volk misverstaan wordt, alsof ze zijn vlucht voor de werkelijkheid zij---: terwijl ze slechts zijn verzinking, vergraving, verdieping in de werkelijkheid is, opdat hij eens uit haar, wanneer hij weder aan 't licht komt, de verlossing dezer werkelijkheid thuisbrengt: haar verlossing van de vloek, die het dusverrige ideaal op haar gelegd heeft." (Genealogie der moraal, 2.24)

Het "dusverrige" ideaal is het ideaal dat in Plato's exoterische leer werd opgericht. Plato's exoterische leer: dat wil zeggen Plato's leer zoals de meeste mensen haar kennen; die echter gericht was op tweederangs mensen, op "de meeste elitemensen"; en die vervolgens verbasterd werd tot Platonisme voor 't "volk", dat wil zeggen op derde-en-laagsterangs mensen gericht. "The conquest of nature" is het beoogde effect van Bacon's exoterische leer, en die was slechts een nieuwe vorm van die van Plato. Net zoals het Platonisme in Plato's tijd gunstig voor de filosofie was, zo ook het Baconisme in Bacon's tijd. Maar Bacon's tijd is voorbij, en nu is het tijd om elk Platonisme de nek om te draaien. Nu is het tijd voor Nietzsches leer, die volstrekt esoterisch is. Geen "edele" of "heilige" leugens voor Nietzsche. Geen compromissen met de naturen van tweede- of derderangs mensen. Zo'n compromis was het namelijk, dat nu tot de dreiging geleid heeft dat de eersterangs mensen afgedankt worden. Ze waren nuttig voor hun minderen vanwege hun op gang brengen van de verovering der natuur; nu zijn ze dat niet meer, ze zijn overbodig, ja nadelig. Want zij alleen belichamen de oplossing van het probleem, de verlossing van het Platonisme: door een nieuw ideal te belichamen, het tegenideaal, "het ideaal van de overmoedigste, levendste, en wereldbevestigendste mens" (VGK 56)... De sleutel tot de oplossing van het grondprobleem van onze tijd houdt paradoxaal genoeg juist het willen van het probleem in, het willen van alle pogingen de natuur te veroveren, het willen van al het dierenleed... En is de eersterangs mens niet ook zelf een dier? Zoals ik onlangs op Facebook (...) schreef:

The Nietzschean Übermensch is the man who wills the eternal return of all things, including all suffering and inequality! Including the anger he arouses by willing suffering, and the envy he arouses by willing inequality! Including all attempts to shoot him down! Including fascism!

De essentie van het fascisme is de woede van de woedende menigte... En ook die woede moeten we willen: het vuur van de menigte, de fakkel in hun handen en in hun harten, die holocaust wil ontsteken. Zoals Nietzsche zegt, het is niet hun mensenliefde, maar de onmacht van hun mensenliefde die de Christenen van tegenwoordig hindert, ons te verbranden. En schoonbrandwoede + onmachtsgevoel = ressentiment. We moeten ook al het ressentiment willen!

Thursday, May 26, 2011

Nietzsches Artiestenmetafysica (13/12/2010).

Het Oer-Ene (das Ur-Eine) is het grondbegrip van Nietzsches vroege metafysica. Zonder dit begrip zijn bekendere begrippen als het Apollinische en het Dionysische eigenlijk niet te begrijpen. Het Oer-Ene is de "God" van Nietzsches vroege metafysica. Het grote verschil met bv. de Christelijke God is echter dat het Oer-Ene niet transcendent, maar immanent aan de wereld is. Hierover straks meer.

Het Oer-Ene is, dat wil zeggen het is een Zijnde, in de Parmenidische zin. Als Heraclitus de filosoof van het Worden is, dan is Parmenides de filosoof van het Zijn. Het Oer-Ene is een Parmenidisch Zijnde en lijdt hieronder. Dit lijden is een lijden aan over-volheid, al te grote vreugde. Het Oer-Ene smacht naar gebrek en verdriet.

Om deze reden stelt Het Zich een wereld van Worden, gebrek en verdriet voor. In Zijn voorstelling ligt deze wereld niet buiten Zichzelf, maar Het is immanent aan haar. Ze is de wereld waar wij deel van uitmaken. De wereld waar wij deel van uitmaken is een denkbeeldige zelffragmentatie van het Oer-Ene; wij zijn eigenlijk slechts denkbeeldige fragmenten, en bezitten slechts realiteit in ons één-zijn met het Oer-Ene.

Deze wereld van Worden, gebrek en verdriet smacht zelf ook ergens naar. In tegendeel tot het Oer-Ene, de verlichting van Wiens smachten zij is, smacht zij zelf naar Zijn, volheid, vreugde. En dit smachten wordt op zijn beurt ook weer verlicht door middel van verbeelding: namelijk van Apollinische schijn. Deze schijn echter is niet alleen de verlichting van de wereld, maar ook de volledige verlossing van het Oer-Ene. Het verrukt het Oer-Ene namelijk om Zijn "schepselen" (met name mensen) gelukkig te zien in de schijn van het Zijn. Deze gelukzaligheid van het Worden in de schijn van het Zijn verheerlijkt het Oer-Enes eigen Zijn: het Zijn lijkt nu iets begerenswaardigs, ja zelfs het hoogste goed. Wat een illusie! Deze identificatie van het goede, het schone, en het ware in het Zijn is het verst verwijderd van de waarheid en daarom het meest begerenswaardige dat er is. Deze illusie is waarlijk het hoogste goed en de mooiste geliefde. Maar alleen voor het Oer-Ene Zelf. Voor ons is ze ook wel mooi en goed, maar slechts als een verlichting van het Worden, niet als een verheerlijking van het Zijn. Teneinde te delen in de verrukkingen van deze verheerlijking moeten we onszelf in het Oer-Ene verplaatsen.

De hoogste vorm van de schijn van het Zijn middenin het Worden bereikt het Apollinische genie. Het is omwille van dit genie dat de Staat bestaat. Alle menselijke organisaties groter dan de familie bestaan uiteindelijk slechts omwille van dit genie, en zelfs de waarde van de familie berust uiteindelijk op haar vermogen om de eventuele gebreken van de Staat te compenseren. (Zo zou in Plato's ideale Staat de familie worden afgeschaft omdat ze, wanneer de Staat ideaal was, overbodig zou zijn.)

Maar er is nog een ander soort genie, en dit heeft op zich helemaal niets met de Staat te maken. Dit is het Dionysische genie. De genialiteit van het Dionysische genie ligt in zijn vermogen om zichzelf in het Oer-Ene te verplaatsen. De hoogste prestatie van het louter Dionysische genie is het ervaren van de wereld zoals het Oer-Ene haar ervaart: als een verlichting van de kwellingen van het Zijn, de over-volheid en de al te grote vreugde in de schijn van het Worden, het gebrek en het verdriet. Maar deze prestatie is niet de hoogst mogelijke menselijke prestatie. De hoogst mogelijke menselijke prestatie is de hoogste prestatie van het zowel Dionysische als Apollinische genie. Dit genie kan tegelijkertijd zichzelf in het Oer-Ene verplaatsen en Apollinische beelden voortbrengen.

"[N]u stapt Apollo op hem af en raakt hem aan met de laurier. De Dionysisch-muzikale betovering van de slaper schiet nu bij wijze van spreken beeldvonken om zich heen, lyrische gedichten, die in hun hoogste ontvouwing tragedies en dramatische dithyramben heten."
(Nietzsche, De geboorte van de tragedie, hoofdstuk 5, mijn vertaling.)

"[A]lleen in het kunstwerk van de tragedie horen we gene hoogste dubbelkunst tot ons spreken die, in haar vereniging van het Apollinische en het Dionysische, het evenbeeld van [het] oergenot van het wereldoog is."
(Nietzsche, Nagelaten Fragmenten begin 1871 10 [1], mijn vertaling.)

Saturday, January 01, 2011

Nietzsche contra Wilders (herziene versie).

"De conservatieven in 't oor gezegd.---Wat men vroeger niet wist, wat men tegenwoordig weet, zou kunnen weten---, een terugvorming [Rückbildung], een ommekeer op welke wijze en in welke graad dan ook is helemaal niet mogelijk. [...] Er zit niets anders op: men moet voorwaarts, dat wil zeggen stap voor stap verder de décadence in (dit is mijn definitie van de moderne 'vooruitgang'...)."
(Nietzsche, Afgodenschemering, "Strooptochten van een oneigentijds man", paragraaf 43, mijn vertaling.)

De Westerse liberalisering

De geschiedenis van het moderne Westen is in wezen één lang liberaliseringsproces. De term "liberalisering" verwijst naar het liberalisme. Het liberalisme is in wezen het idee dat het individu voorrang heeft op de samenleving.

Ik onderscheid in grote lijnen vier liberaliseringen. De eerste en belangrijkste was de emancipatie van het individu van de vereiste om, teneinde het Goede te kunnen bereiken, tot een bepaalde ethnische groepering te behoren. Het beste en meest relevante voorbeeld hiervan is het verschil tussen het Jodendom en het Christendom. Om Jood te zijn moet men jood zijn, dwz. om "Judaïst" te zijn moet men ethnisch joods zijn. In het Christendom daarentegen is ethniciteit in principe totaal onbelangrijk.

De tweede liberalising in de geschiedenis van het moderne Westen was de emancipatie van het individu van de vereiste van een intermediair voor het bereiken van het Goede. Deze intermediair was de priester. In het Protestantisme is iedere Christen in feite zijn eigen priester.

De derde liberalisering was de emancipatie van het individu van de vereiste van een god voor het bereiken van het Goede. In het Humanisme hoeft men niet in een god te geloven om het Goede te kunnen bereiken. Iedere mens heeft, net als de Christelijke god, kennis van goed en kwaad. Hij kan de twee onderscheiden met behulp van zijn rede. Het Humanisme is in wezen het idee dat wat Plato de Idee van het Goede noemde te ontwaren valt in de (menselijke) natuur en de (wereld)geschiedenis, met behulp van de (menselijke) rede.

De vierde en laatste liberalisering is de emancipatie van het individu van de ene Idee van het Goede. Het individu kan nu kiezen uit een eindeloze hoeveelheid ideeën van wat goed is. Hiermee komen we bij het cultuurrelativisme, aangezien alle ideeën van wat goed is precies even waar of onwaar zijn. Dit is in feite nihilistisch, aangezien geen enkele levensweg meer superieur kan worden geacht aan enig andere.

Tot zover het moderne Westerse liberaliseringsproces in grote lijnen. Ik zal de genoemde vier stappen nu, in omgekeerd chronologische volgorde, in iets meer detail bespreken, om uiteindelijk bij de beslissende stap, stap 0, uit te komen.---

Stap 4

De vierde en laatste liberalisering is waar Geert Wilders tegen strijdt. Hij noemt dit de "multikul". Veel mensen die zichzelf als multiculturalist beschouwen bestrijden echter dat het multiculturalisme cultuurrelativistisch is. Hierin zijn zij abuis.

Een typisch voorbeeld van zo'n zogenaamde "multiculturalist" is dr. Evelien van Asperen. In haar paper "The intercultural paradox" gebruikt ze als antoniem van "cultuurrelativisme" de term "cultuurmonisme". Ze gelooft dat er, naast deze twee mogelijkheden, nog een derde is. Ze heeft het over "bovenculturele waarden", waarden die fundamenteler zijn dan alle culturele waarden. Voor deze waarden echter---in feite de zogenaamde "universele rechten van de mens"---zijn er twee mogelijkheden:

1) Ze zijn zelf afkomstig uit één heel specifieke culturele hoek: de Westerse. Het zogenaamde "bovenculturele" alternatief is dan dus geen alternatief, maar simpelweg een blinde danwel oneerlijke vorm van cultuurmonisme.

2) Het zijn waarden die instinctief door alle gezonde mensen worden gedeeld. Er moet dan echter nog steeds een cultuur zijn die bepaalt dat zulke instinctieve waarden de hoogste waarden zijn. We kunnen ons de volgende dialoog voorstellen:

A: "Waarom moeten we die en die waarden aanhangen?"
B: "Omdat ze instinctief zijn."
A: "Maar waarom moeten we waarde aan zulke instinctiviteit hechten?"

Op dit punt heeft persoon B volgens mij slechts twee mogelijkheden:

1) B: "Omdat het instinctief is om dat te doen."

Hiermee is een oneindige regressie bereikt.

2) B: "Omdat we daar goede redenen voor hebben, namelijk [...]."

Instinct is irrationeel. We kunnen dus ook goede redenen hebben om tegen onze instincten in te gaan. Dit ondermijnt het eerste antwoord van B, "Omdat ze instinctief zijn."

Een "multiculturalisme" dus dat zich op waarden beroept die boven alle culturele waarden staan is eigenlijk helemaal geen multiculturalisme, maar een blinde danwel oneerlijke vorm van uniculturalisme. Een multiculturalisme daarentegen dat zich niet op dat soort waarden beroept is in wezen cultuurrelativistisch. Werkelijk multiculturalisme is dus in wezen cultuurrelativistisch.

Wilders nu is een uniculturalist of, met andere woorden, een cultuurmonist. Hij geeft duidelijk aan welke cultuur hij aanhangt. Zo zegt hij in zijn paper "Klare wijn" het volgende.

"[De] democratische rechtsstaat is ontstaan vanuit een eeuwenoude discussie tussen de twee tradities die onze cultuur hebben geschapen: de joods-christelijke en de humanistische. De normen en waarden zoals die in het spanningsveld tussen deze tradities zijn voortgebracht, vormen onze dominante cultuur[.]"

We kunnen de discussie tussen de genoemde tradities als volgt weergeven:

Judeo-Christendom vs. Humanisme

Dit is echter een sterk versimpelde weergave. De volgende is exacter:

{{Jodendom vs. Katholicisme} vs. Protestantisme} vs. Humanisme

Het is onzin dat de "joods-christelijke traditie" één traditie zou zijn. Het Jodendom en het Christendom staan net zo onverzoenlijk tegenover elkaar als het Humanisme tegenover hen beide staat; en binnen het Christendom staan het Katholicisme en het Protestantisme op hun beurt ook weer net zo onverzoenlijk tegenover elkaar. Niettemin hebben het Jodendom en het Christendom iets met elkaar gemeen dat ze lijnrecht tegenover het Humanisme stelt. Ze zijn namelijk beide ondenkbaar zonder een Godsbegrip.

De discussie tussen de "joods-christelijke en de humanistische" tradities is een voortzetting van een eerdere discussie, en de discussie tussen wat Wilders de "multikul" noemt aan de ene kant en wat ikzelf zijn "unikul" noem aan de andere is zelf ook een voortzetting van die eerdere discussie. De discussie tussen de Joods-Christelijke traditie aan de ene kant en de Humanistische aan de andere is in feite een discussie tussen "God wel noodzakelijk" en "God niet noodzakelijk". Dit lijkt me in de discussie die Wilders voert niet aan de orde. We kunnen beide partijen in die discussie "Humanistisch" noemen. Dat niet alle deelnemers aan die discussie seculier Humanistisch zijn doet daar niet aan af.

Wat is dan het verschil tussen de twee partijen in die discussie?---De ene is uniculturalistisch en de andere multiculturalistisch. Laten we eerst de laatstgenoemde nader beschouwen. We zagen zojuist al dat werkelijk multiculturalisme noodzakelijkerwijs cultuurrelativistisch is, maar dat veel zogenaamde "multiculturalisten" eigenlijk uniculturalistisch zijn. Hoe komt dat?---Om dit te begrijpen moeten we eerst stap voor stap terug naar het begin van het hele Westerse liberaliseringsproces.

Stap 3

De derde liberalisering was, zoals eerder gezegd, de emancipatie van de mens van God. In het Humanisme staat, zoals het woord al zegt, niet God maar de mens centraal. Het Humanisme zet, bij wijze van spreken, God en Diens wil (die in de Bijbel geopenbaard heette te zijn) tussen haakjes. In het Judeo-Christendom wordt de mens geacht God te gehoorzamen, en God op Zijn beurt wordt geacht Zijn blik gericht te houden op wat Plato de Idee van het Goede noemde. De mens luistere naar God, en God kijkt naar de Idee van het Goede. Door God tussen haakjes te zetten krijg je dus dat de mens geacht wordt direct naar de Idee van het Goede te luisteren, en om zelfs als hij dat niet doet die Idee tenminste te kunnen horen. Zijn rede is het geestesoor dankzij welke hij dit kan.

Stap 2

De tweede liberalisering maakte in feite iedere Christen tot zijn eigen priester. Daarvóór waren de meeste Christenen "leken", en hadden als zodanig een priester nodig voor hun contact met God. Alleen priesters mochten de Bijbel lezen. Pas met de komst van het Protestantisme verschijnt de Bijbel ook in de diverse volkstalen; daarvóór verscheen hij alleen in het Latijn, de taal van de Kerk. Bovendien liberaliseert het Protestantisme door de focus te verschuiven van goede daden naar oprecht geloof, dus van de openbaarheid (de samenleving) naar de privésfeer (het individu): "De rechtvaardige zal uit geloof leven."

Stap 1

De eerste liberalisering was de stap van het Jodendom naar het Christendom. Op zich eenvoudig genoeg. Het Christendom is in wezen een aftakking van het Jodendom die ook voor niet-joden toegankelijk is. Maar waarom gebeurde dit nu juist binnen het Jodendom? Was dit toevallig? Mijn these is dat het Jodendom in een zelfde soort Catch-22-situatie zit als het multiculturalisme. Het is dezelfde soort situatie omdat het multiculturalisme een directe "afstammeling" van het Jodendom is. Het Jodendom bevat wat de Engelsen zo mooi the seed of its own destruction noemen, en dit zaadje bereikt zijn volle wasdom in de werkelijke zelfvernietiging van het cultuurrelativisme.

Telkens wanneer ik hierboven het woord "Jodendom" gebruikte bedoelde ik het latere Jodendom. Onder het latere Jodendom versta ik het Jodendom vanaf op zijn laatst de Babylonische Ballingschap. En hiermee komen we bij "stap 0".

Stap 0

Stap 0 is de beslissende stap, hoewel het geen liberalisering is. In het Engels wordt dit mooi duidelijk: het is een liberation, maar nog geen liberalisation. N.B.: Het woord liberation is hier behoorlijk cynisch. Het betreft namelijk de "bevrijding" van het joodse volk van zijn adel, dwz. zijn krijgerskaste. Nietzsche noemt dit een "castratie" (De wil tot macht, paragraaf 184).

Vóór deze castratie was het Jodendom nog niet monotheïstisch. Het erkende de goden van andere volkeren en kende zelf ook meerdere goden. Jahweh was onder meer de joodse oorlogsgod, en om die reden van het grootste belang. Zonder de gunst van een machtige oorlogsgod geloofde men toen immers geen kans te maken tegen vijandige stammen en volkeren. Jahweh bleek helaas niet machtig genoeg. Of althans, dat is Nietzsches metaforische interpretatie:

"Oorspronkelijk, vooral in de tijd van het koningschap, stond ook Israël tot alle dingen in de juiste, dat wil zeggen natuurlijke betrekking. Zijn Jahweh was de uitdrukking van het machtsbewustzijn, van de vreugde aan zichzelf, van de hoop op zichzelf: in hem verwachtte men zege en heil [...]. Deze toestand der dingen bleef nog lang het ideaal, ook toen hij op een treurige wijze afgedaan had: de anarchie intern, de Assyriërs van buiten. Maar het volk hield als hoogste wensbaarheid gene visie van een koning vast, die een goed soldaat en een streng rechter is [...].---Maar iedere hoop bleef onvervuld. De oude god kon niets meer van wat hij eens kon. Men had hem moeten laten gaan. Wat gebeurde er? Men veranderde zijn concept,---men verontnatuurlijkte zijn concept: om deze prijs hield men hem vast."
(Nietzsche, De Antichrist, paragraaf 25, mijn vertaling.)

Het nieuwe joodse godsconcept was in feite monotheïstisch. Men had namelijk de keuze: òf in een exclusieve god geloven die machtiger was dan alle andere goden bij elkaar, òf als volk uiteenvallen. Men kon de nederlagen namelijk op twee manieren opvatten: òf Jahweh was gewoon niet machtig genoeg, òf het joodse volk was bij hem uit de gratie gevallen. En om te geloven dat, wanneer hij hen weer gunstig gezind was, Jahweh de joden weer aan de macht zou helpen, moesten zij geloven dat hij hen hoe dan ook weer aan de macht zou kunnen helpen---met andere woorden, dat dit hem zelfs zou lukken als alle andere goden hem daarbij in de weg zouden staan, dus dat hij machtiger was dan alle andere goden samen. Jahweh wordt vanaf dan als zodanig gezien, zodat hij in feite de enige echte god is, terwijl alle andere goden, bij hem vergeleken, slechts (al dan niet gevallen) engelen zijn.

Maar waarom hadden de joden zijn gunst verloren?

"[O]nder de handen van de joodse priester wordt de grootse tijd in de geschiedenis van Israël een tijd van [moreel] verval; de ballingschap, het lange ongeluk veranderde in een eeuwige straf voor de grootse tijd[.]"
(Nietzsche, ibid., paragraaf 26.)

Om hun god en daarmee hun bestaan als volk te kunnen behouden moesten de joden een herwaardering van waarden doorvoeren. "Wereldlijke" macht werd nu als kwaad gezien en "wereldlijke" onmacht als goed. En deze herwaardering is nog steeds niet ongedaan gemaakt; ze leeft nog steeds voort in onze post-Christelijke, nog àl te Christelijke moraal. Eén van de beroemdste joden uit de geschiedenis, Jezus van Nazareth, trok de enige logische conclusie uit deze denaturalisatie van waarden: hij verdedigde zich helemáál niet meer (om van aanvallen al niet eens te spreken).

Werkelijk multiculturalisme is eigenlijk een soort Jezus. Een cultuurrelativistische cultuur kan zichzelf namelijk niet boven een andere cultuur prefereren---ook niet boven een cultuurmonistische cultuur die zichzelf superieur acht aan alle andere culturen. Net als Jezus, die over mensen die hem op zijn wang wilden slaan niet oordeelde, staat het de werkelijke multiculturalist niet vrij te oordelen over culturen die negatief over de zijne oordelen en consequenties aan hun oordeel verbinden. En hiermee kom ik op de reden dat ik Wilders' uniculturalisme "unikul" noem.

Ik zal mijzelf duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld. Ene J. Bonacic, wiens ingezonden brieven vaak in het gratis dagblad Spits verschijnen, schreef op 4 december 2009 dat Wilders-aanhangers als hij slechts mensen zijn "die zero tolerance hebben voor elke vorm van asociaal, intolerant, parasitair en crimineel gedrag." Zero tolerance voor elke vorm van intolerant gedrag. Wilders is intolerant tegen intolerantie. Dit is natuurlijk inconsequent.

Stap 0 is de stap van consequente herenmoraal tot inconsequente slavenmoraal. Wilders grijpt terug op de onmogelijke positie van de joden, die om consequent te zijn de keuze moeten maken tussen natuurlijke waarden en onnatuurlijke waarden. De natuurlijke waarden zijn "goed en slecht", dwz. "'wereldlijk' machtig en 'wereldlijk' onmachtig"; de onnatuurlijke waarden zijn "goed en kwaad", dwz. "'wereldlijk' onmachtig en 'wereldlijk' machtig". Wilders strijdt voor de "wereldlijke" macht van onze onnatuurlijke waarden.---

Thursday, August 12, 2010

Links en Rechts (01/10/09).

[...] Zijn deze termen eigenlijk (nog) wel zo waardevol? Mijn antwoord is: 'neen', en ik heb ook al een alternatief: een tweedimensionale indeling van het politieke spectrum in plaats van de traditionele ééndimensionale. Nu is het tweedimensionale aspect niet origineel; en ook wat andere aspecten betreft heb ik veel van eerdere indelingen 'afgekeken'. Ik was echter niet tevreden met enige indeling die mij onder ogen kwam. Ik heb daarom mijn eigen indeling gemaakt.

Mijn indeling verdeelt het politieke spectrum aan de ene kant aan de hand van hoezeer een politieke positie op de gemeenschap gericht is, en aan de andere kant aan de hand van hoezeer zij op de staat gericht is. Het Communisme bijvoorbeeld, in de Marxiaanse zin, wil zo min mogelijk staat (helemáál geen staat!) maar zoveel mogelijk gemeenschap (een zo volledig mogelijk opgaan van het individu in de gemeenschap). Het Fascisme aan de andere kant, in de Mussoliniaanse zin, wil ook het laatste, maar juist het tegendeel van het eerste: een totalitaire staat.

Als we in gedachten een assenstelsel tekenen, waarvan de x-as de oplopende staatsgeoriënteerdheid en de y-as de oplopende gemeenschapsgeoriënteerdheid voorstellen, dan kunnen we in de rechterbovenhoek (de zowel op de y-as als op de x-as positieve hoek) een halve cirkel tekenen, een soort klok. Deze klok is mijn politieke klok.

Mijn klok loopt echter slechts van 3 tot 9 uur; het is dus slechts de onderste helft van een klok. Op deze onderste helft nu kunnen we alle grote traditionele politieke bewegingen vinden:

3.00: Fascisme
4.30: Conservatisme
6.00: Liberalisme
7.30: Socialisme
9.00: Communisme

Hoger op deze klok komen is niet mogelijk, aangezien Fascisme en Communisme al het meest volledige opgaan van het individu in de gemeenschap voorstellen. Ook is het natuurlijk niet mogelijk om méér staat dan de totale staat, of minder dan het totale gebrek aan staat weer te geven.

Waarom staat het Liberalisme nu op 6.00? Werkelijk (politiek) Liberalisme wil een zo groot mogelijke vrijheid van het individu van de gemeenschap, maar begrijpt dat de staat hier zowel een bedreiging als een beschermheer van is: veiligheid is immers ook een vorm van vrijheid, en totale staatloosheid zou het volgende betekenen:

"In the medieval Italian cities, influential families fought street battles and lived in fortified keeps."
(http://en.wikipedia.org/wiki/Never_at_War, mijn parafrasering.)

Hiermee kom ik weer op Nietzsches punt dat de 'oorlog van allen tegen allen' het bestaan der familie niet uitsluit (integendeel, volgens hem: in De Griekse vrouw beweert hij dat de familie de staat juist compenseert). Het Communisme in de oorspronkelijke Marxiaanse zin stelde zich de commune dan ook voor als een soort grote familie. Zoals Nietzsche echter al voorspeld had werkte het in de praktijk totaal niet: lang niet alle leden van de commune waren immers familie van elkaar. Dat Nietzsche het communistische debakel echter voorspelde betekent niet dat hij het had willen voorkomen (n.b.: "socialisme" en "communisme" zijn vaak min of meer onderling uitwisselbare termen voor Nietzsche):

"In de leer van het socialisme verstopt zich slecht een "wil tot de ontkenning van het leven": het moeten mislukte mensen of rassen zijn die zo'n leer uitdenken. Inderdaad, ik zou wensen dat door enkele grote experimenten bewezen zou worden dat in een socialistische maatschappij het leven zichzelf ontkent, zichzelf de wortels afsnijdt. De aarde is groot genoeg, en de mens nog altijd onuitgeput genoeg, om mij een dergelijke praktische belering en demonstratio ad absurdum, zelfs als ze met een gigantisch verbruik van mensenlevens gewonnen en betaald zou worden, niet onwenselijk zou lijken."
(De wil tot macht, paragraaf 125.)

Elders in De wil tot macht vinden wij de volgende passage:

"Het bijelkaarhoren van alle vormen van corruptie [in de moralinevrije zin natuurlijk!] te begrijpen; en daarbij niet de Christelijke corruptie te vergeten (Pascal als type); net zo min de socialistisch-communistische corruptie (een gevolg van de Christelijke)---hoogste sociëteitsconceptie der socialisten de laagste in de rangorde der sociëteiten[.]"
(ibid., 51.)

Ikzelf maak een onderscheid tussen Socialisme en Communisme. Het Socialisme in de Marxiaanse zin heeft wel een staat (misschien zelfs een overwegend 'totale' staat), maar is slechts de voorbereiding op de totale staatloosheid (Communisme). Vandaar dat ik het Socialisme tussen het Liberalisme en het Communisme in plaats. Want hoewel het Socialisme misschien een 'totalere' staat heeft dan het Liberalisme, is zijn staat dus gericht op staatlóósheid.

En volgens Nietzsche is dit ideaal van een staatloze samenleving---de "hoogste sociëteitsconceptie der socialisten"---dus "de laagste in de rangorde der sociëteiten". Betekent dit dat, vanuit een Nietzscheaans perspectief, het andere uiterste, het Fascisme, bovenaan staat in die rangorde? Ja en nee. Ja, in zekere zin geldt: hoe meer staat, hoe beter. Zo zegt Nietzsche in De Griekse vrouw dat Plato's idee om de familie helemaal af te schaffen, dus de staat totaal te maken, logisch volgde uit de complementariteit van familie en staat: de familie hoeft de staat alleen te compenseren als de staat niet machtig genoeg is. Een daadwerkelijk totale staat daarentegen heeft natuurlijk absolute macht over de samenleving. Toch is het Fascisme niet de Nietzscheaanse politieke positie:

"Een weinig meer, een weinig minder: juist dat is hier veel, dat is hier het meeste."
(ASZ, 'Van de verhevenen'.)

Het Fascisme is verheven, en "het verhevene" is "de mantel van het lelijke" (ibid., 'Van krijg en krijgsvolk'). Maar 'een weinig meer' is hier onmogelijk, aangezien het Fascisme al de totale staats- en gemeenschapsgeoriënteerdheid voorstelt. 'Veel' en 'het meeste' is hier dus een weinig minder... Niet totaal staatsgeoriënteerd, niet totaal gemeenschapsgeoriënteerd: dàt is de Nietzscheaanse politieke positie. De weinigsten zullen boven staat en gemeenschap staan:

"Voorbij de heersers, bevrijd van alle banden, leven de hoogste mensen: en in de heersers hebben ze hun werktuigen."
(De wil tot macht, paragraaf 998, volledig.)

De heersers echter zijn de staat: "L'état, c'est moi!" De staat, de organisatie van de maatschappij, bestaat uit politie en leger, dwz. uit de krijgerskaste:

"De tweeden: dat zijn de bewakers van het recht, de bewaarders der orde en der zekerheid, dat zijn de voorname krijgers, dat is de koning bovenal als de hoogste formule van krijger, rechter en handhaver der wet. De tweeden zijn de uitvoerders [Exekutive] der geestelijksten, het naaste dat tot hen behoort, dat, wat hen al het groffe in de arbeid des heersens afneemt---hun gevolg, hun rechterhand, hun beste leerlingen."
(De Antichrist, paragraaf 57.)

En in Voorbij goed en kwaad noemt Nietzsche de eersten "de mensen met hogere en bovenkoninklijke [überköniglicher] opgaven" (VGK 61). Deze weinigsten zijn het doel en de rechtvaardiging van de maatschappij en daarmee van de staat. Als we voor het gemak even aannemen dat deze weinigsten vijf procent van de bevolking uitmaken, dan is de Nietzscheaanse politieke positie te vinden op achttien minuten over drie op mijn klok.---

Monday, July 12, 2010

Liber. Een supra-politieke beweging.

Ik heb niet gestemd. Voor mij was dat de beste keus, aangezien het mij het hoogste geluksgevoel, het hoogste vrijheidsgevoel, het hoogste machtsgevoel gaf (geluksgevoel is machtsgevoel; vrijheid is macht). Het politieke toneel wordt bevolkt door mensen die hun belangen, dwz. hun machtswillen (vgl. "verlangen"), behartigen. Of dat nu bewust en direct eigenbelang is of niet, politici nemen altijd bepaalde zaken serieus. Ze zijn dus niet vrij van die zaken, ze zijn 'geëngageerd'. Ja zelfs als ze begaan zijn met vrijheid zijn ze nog geëngageerd, niet vrij. De enigen die die vrijheid ten volle kunnen genieten zijn de mensen die die vrijheid genieten zonder er in dienst van te staan. Wie in dienst is is een dienaar, een slaaf; geen vrij man. Een vrij man viert zijn vrijheid terwijl anderen rouwen om de mogelijke of werkelijke bedreigingen ervoor.

Een filosoof is een mens die de vrede en vrijheid heeft om de wereld te beschouwen; en een Nietzscheaans filosoof is een filosoof die de wereld beschouwt als wat zij hoogstwaarschijnlijk is, wil tot macht en niets daarbuiten, en de wereld als wil tot macht als iets verrukkelijks beschouwt. Ook het politieke toneel aanschouwt hij, wanneer hij dit aanschouwt, met blijdschap: hij is een toeschouwer die intens kan genieten van het schouwspel. Al die willen tot macht daar beneden te zien strijden! Al dat bedrog en zelfbedrog! Een spektakel voor godmensen, maar waarom zou hij zich zelf op het toneel begeven? Waarom zou hij zich tot de ernst verlagen? Tot het niveau van mensen die bepaalde dingen 'zwaar opnemen'? Die 'woedend' worden wanneer hun belangen niet serieus worden genomen? Als hij zich al op dat strijdtoneel begeeft, dan toch niet als een verbeten militair die tegen zijn vijanden optrekt. Nee, zijn mars is een overwinningsmars: de strijd is al in zijn voordeel beslecht, want hij heeft de hoogte bereikt vanwaaruit hij op het hele menselijke toneel neer kan zien. Hij heeft de bovenmenselijkheid bereikt, in de Nietzscheaanse zin---dat wil zeggen een goddelijkheid die vaak genoeg onmenselijk lijkt. Als hij de 'stad', de polis, al bezoekt, dan komt hij, om met één van Nietzsches zogenaamde 'waanbrieven' te spreken, "als de zegerijke Dionysus, die de aarde tot een feestdag maken wil." Hij celebreert de wil tot macht, hij verkondigt uitbundig zijn wil tot de eeuwige terugkeer: met lofzangen op alles van de bezetting tot de bevrijding, van de holocaust tot de processen van Neurenberg, van het kappen van regenwoud en het doodknuppelen van zeehondjes tot ecoterrorisme; alle uitingen van de wil tot macht bejubelt hij, de geweldenaar!

Sunday, June 13, 2010

Lijst Liefde (12/11/08).

"Politics always is serious and potentially, if not actually, tragic. The main political passion, moral indignation, the hatred of enemies and craving for vengeance against them, springs from the political faith that one has or needs common goods without which life is not worth living. Hatred and desire for revenge is the natural reaction against enemies, those threatening one's common or political good."
(Harry Neumann, 'Politics or Nothing!'.)

Lijst Liefde: op het eerste gezicht doet deze beweging vermoeden dat het hier om intermenselijke liefde gaat. Echter, op de officiële website worden ook andere voorbeelden genoemd: zelfs de liefde voor geld passeert de revu. Wat wordt hier dan bedoeld met "liefde"? Mijn suggestie is: be-lang, ver-langen (volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal betekende "belang" van oorsprong "verlangen").

Zoals Harry Neumann zegt is be-lang de essentie van politiek: het belang bij wat goed voor je is (of wat je denkt dat goed voor je is). Tegen degenen die dat belang in gevaar brengen of dreigen in gevaar te brengen richt zich de duistere keerzijde van de liefde: de haat. Politiek is in wezen het be-hartigen(!) van één of meerdere belangen.

Als alle politiek begaan is met be-lang, wat is er dan zo bijzonder aan de Lijst Liefde? Wat is haar punt? -- Ik denk het volgende. In de politiek is er een duidelijke tendens tot onpersoonlijkheid. Waarom eigenlijk? Ik denk omdat onpersoonlijkheid de schijn wekt van objectiviteit, dat wil zeggen belangeloosheid, onbaatzuchtigheid. Politici behartigen zogenaamd niet hun eigen belangen, maar die van velen en daarmee, zo geloven zij en/of willen zij doen geloven, het belang van het land (of zelfs de wereld) in het algemeen.

Lijst Liefde pleit mijns inziens eigenlijk voor eerlijkheid in dit opzicht. Is dat naïef? In wiens belang is zulke eerlijkheid eigenlijk? Zeker niet in het belang van die politici voor wie de schijn der onpersoonlijkheid een machtsmiddel is! Wat is het belang bij deze eerlijkheid voor de personen die op de lijst staan? En voor mijzelf bij het -- objectief, natuurlijk! -- beschouwen van deze beweging?

Alleen diegenen hebben er belang bij die het zich kunnen permitteren uit te komen voor hun eigenbelang; die geen God en geen Idee van het Goede nodig hebben om hun machtswil te rechtvaardigen; die, om met Nietzsche te spreken, "zich zeker zijn van hun macht en de bereikte kracht van de mens met bewuste trots representeren" (Der Wille zur Macht, paragraaf 55, mijn vertaling).