"
De conservatieven in 't oor gezegd.---Wat men vroeger niet wist, wat men tegenwoordig weet, zou kunnen weten---, een
terugvorming [Rückbildung], een ommekeer op welke wijze en in welke graad dan ook is helemaal niet mogelijk. [...] Er zit niets anders op: men
moet voorwaarts, dat wil zeggen
stap voor stap verder de décadence in (dit is
mijn definitie van de moderne 'vooruitgang'...)."
(Nietzsche,
Afgodenschemering, "Strooptochten van een oneigentijds man", paragraaf 43, mijn vertaling.)
De Westerse liberaliseringDe geschiedenis van het moderne Westen is in wezen één lang liberaliseringsproces. De term "liberalisering" verwijst naar het liberalisme. Het liberalisme is in wezen het idee dat het individu voorrang heeft op de samenleving.
Ik onderscheid in grote lijnen
vier liberaliseringen. De eerste en belangrijkste was de emancipatie van het individu van de vereiste om, teneinde het Goede te kunnen bereiken, tot een bepaalde
ethnische groepering te behoren. Het beste en meest relevante voorbeeld hiervan is het verschil tussen het Jodendom en het Christendom. Om
Jood te zijn moet men
jood zijn, dwz. om "Judaïst" te zijn moet men
ethnisch joods zijn. In het Christendom daarentegen is ethniciteit in principe totaal onbelangrijk.
De tweede liberalising in de geschiedenis van het moderne Westen was de emancipatie van het individu van de vereiste van een
intermediair voor het bereiken van het Goede. Deze intermediair was de priester. In het Protestantisme is iedere Christen in feite zijn eigen priester.
De derde liberalisering was de emancipatie van het individu van de vereiste van een
god voor het bereiken van het Goede. In het Humanisme hoeft men niet in een god te geloven om het Goede te kunnen bereiken. Iedere mens heeft, net als de Christelijke god, kennis van goed en kwaad. Hij kan de twee onderscheiden met behulp van zijn rede. Het Humanisme is in wezen het idee dat wat Plato de Idee van het Goede noemde te ontwaren valt in de (menselijke) natuur en de (wereld)geschiedenis, met behulp van de (menselijke) rede.
De vierde en laatste liberalisering is de emancipatie van het individu van de
ene Idee van het Goede. Het individu kan nu kiezen uit een eindeloze hoeveelheid ideeën van wat goed is. Hiermee komen we bij het cultuurrelativisme, aangezien alle ideeën van wat goed is precies even waar of onwaar zijn. Dit is in feite nihilistisch, aangezien geen enkele levensweg meer superieur kan worden geacht aan enig andere.
Tot zover het moderne Westerse liberaliseringsproces in grote lijnen. Ik zal de genoemde vier stappen nu, in omgekeerd chronologische volgorde, in iets meer detail bespreken, om uiteindelijk bij de beslissende stap,
stap 0, uit te komen.---
Stap 4 De vierde en laatste liberalisering is waar Geert Wilders tegen strijdt. Hij noemt dit de "multikul". Veel mensen die zichzelf als multiculturalist beschouwen bestrijden echter dat het multiculturalisme cultuurrelativistisch is. Hierin zijn zij abuis.
Een typisch voorbeeld van zo'n zogenaamde "multiculturalist" is dr. Evelien van Asperen. In haar paper "The intercultural paradox" gebruikt ze als antoniem van "cultuurrelativisme" de term "cultuurmonisme". Ze gelooft dat er, naast deze twee mogelijkheden, nog een derde is. Ze heeft het over "bovenculturele waarden", waarden die fundamenteler zijn dan alle culturele waarden. Voor deze waarden echter---in feite de zogenaamde "universele rechten van de mens"---zijn er twee mogelijkheden:
1) Ze zijn zelf afkomstig uit één heel specifieke culturele hoek: de Westerse. Het zogenaamde "bovenculturele" alternatief is dan dus geen alternatief, maar simpelweg een blinde danwel oneerlijke vorm van cultuurmonisme.
2) Het zijn waarden die instinctief door alle gezonde mensen worden gedeeld. Er moet dan echter nog steeds een
cultuur zijn die bepaalt dat zulke instinctieve waarden de
hoogste waarden zijn. We kunnen ons de volgende dialoog voorstellen:
A: "Waarom moeten we die en die waarden aanhangen?"
B: "Omdat ze instinctief zijn."
A: "Maar waarom moeten we waarde aan zulke instinctiviteit hechten?"
Op dit punt heeft persoon B volgens mij slechts twee mogelijkheden:
1) B: "Omdat het instinctief is om dat te doen."
Hiermee is een oneindige regressie bereikt.
2) B: "Omdat we daar goede redenen voor hebben, namelijk [...]."
Instinct is irrationeel. We kunnen dus ook goede redenen hebben om tegen onze instincten in te gaan. Dit ondermijnt het eerste antwoord van B, "Omdat ze instinctief zijn."
Een "multiculturalisme" dus dat zich op waarden beroept die boven alle culturele waarden staan
is eigenlijk helemaal geen multiculturalisme, maar een blinde danwel oneerlijke vorm van
uniculturalisme. Een multiculturalisme daarentegen dat zich
niet op dat soort waarden beroept is in wezen cultuurrelativistisch. Werkelijk multiculturalisme is dus in wezen cultuurrelativistisch.
Wilders nu is een uniculturalist of, met andere woorden, een cultuurmonist. Hij geeft duidelijk aan welke cultuur hij aanhangt. Zo zegt hij in zijn paper "Klare wijn" het volgende.
"[De] democratische rechtsstaat is ontstaan vanuit een eeuwenoude discussie tussen de twee tradities die onze cultuur hebben geschapen: de joods-christelijke en de humanistische. De normen en waarden zoals die in het spanningsveld tussen deze tradities zijn voortgebracht, vormen onze dominante cultuur[.]"
We kunnen de discussie tussen de genoemde tradities als volgt weergeven:
Judeo-Christendom vs. Humanisme Dit is echter een sterk versimpelde weergave. De volgende is exacter:
{{Jodendom vs. Katholicisme} vs. Protestantisme} vs. HumanismeHet is onzin dat de "joods-christelijke traditie" één traditie zou zijn. Het Jodendom en het Christendom staan net zo onverzoenlijk tegenover elkaar als het Humanisme tegenover hen beide staat; en binnen het Christendom staan het Katholicisme en het Protestantisme op hun beurt ook weer net zo onverzoenlijk tegenover elkaar. Niettemin hebben het Jodendom en het Christendom iets met elkaar gemeen dat ze lijnrecht tegenover het Humanisme stelt. Ze zijn namelijk beide ondenkbaar zonder een Godsbegrip.
De discussie tussen de "joods-christelijke en de humanistische" tradities is een voortzetting van een
eerdere discussie, en de discussie tussen wat Wilders de "multikul" noemt aan de ene kant en wat ikzelf zijn "unikul" noem aan de andere is zelf
ook een voortzetting van die eerdere discussie. De discussie tussen de Joods-Christelijke traditie aan de ene kant en de Humanistische aan de andere is in feite een discussie tussen "God
wel noodzakelijk" en "God
niet noodzakelijk". Dit lijkt me in de discussie die Wilders voert niet aan de orde. We kunnen beide partijen in die discussie "Humanistisch" noemen. Dat niet alle deelnemers aan die discussie
seculier Humanistisch zijn doet daar niet aan af.
Wat is dan het verschil tussen de twee partijen in die discussie?---De ene is uniculturalistisch en de andere multiculturalistisch. Laten we eerst de laatstgenoemde nader beschouwen. We zagen zojuist al dat werkelijk multiculturalisme noodzakelijkerwijs cultuurrelativistisch is, maar dat veel zogenaamde "multiculturalisten" eigenlijk uniculturalistisch zijn. Hoe komt dat?---Om dit te begrijpen moeten we eerst stap voor stap terug naar het begin van het hele Westerse liberaliseringsproces.
Stap 3De derde liberalisering was, zoals eerder gezegd, de emancipatie van de mens van God. In het Humanisme staat, zoals het woord al zegt, niet God maar de mens centraal. Het Humanisme zet, bij wijze van spreken, God en Diens wil (die in de Bijbel geopenbaard heette te zijn) tussen haakjes. In het Judeo-Christendom wordt de mens geacht God te gehoorzamen, en God op Zijn beurt wordt geacht Zijn blik gericht te houden op wat Plato de Idee van het Goede noemde. De mens luistere naar God, en God kijkt naar de Idee van het Goede. Door God tussen haakjes te zetten krijg je dus dat de mens geacht wordt direct naar de Idee van het Goede te luisteren, en om zelfs als hij dat niet doet die Idee tenminste te kunnen
horen. Zijn rede is het geestesoor dankzij welke hij dit kan.
Stap 2De tweede liberalisering maakte in feite iedere Christen tot zijn eigen priester. Daarvóór waren de meeste Christenen "leken", en hadden als zodanig een priester nodig voor hun contact met God. Alleen priesters mochten de Bijbel lezen. Pas met de komst van het Protestantisme verschijnt de Bijbel ook in de diverse volkstalen; daarvóór verscheen hij alleen in het Latijn, de taal van de Kerk. Bovendien liberaliseert het Protestantisme door de focus te verschuiven van goede daden naar oprecht geloof, dus van de openbaarheid (de samenleving) naar de privésfeer (het individu): "De rechtvaardige zal uit geloof leven."
Stap 1De eerste liberalisering was de stap van het Jodendom naar het Christendom. Op zich eenvoudig genoeg. Het Christendom is in wezen een aftakking van het Jodendom die ook voor niet-joden toegankelijk is. Maar waarom gebeurde dit nu juist binnen het
Jodendom? Was dit toevallig? Mijn these is dat het Jodendom in een zelfde soort Catch-22-situatie zit als het multiculturalisme. Het is dezelfde soort situatie omdat het multiculturalisme een directe "afstammeling" van het Jodendom is. Het Jodendom bevat wat de Engelsen zo mooi
the seed of its own destruction noemen, en dit zaadje bereikt zijn volle wasdom in de werkelijke zelfvernietiging van het cultuurrelativisme.
Telkens wanneer ik hierboven het woord "Jodendom" gebruikte bedoelde ik het
latere Jodendom. Onder het latere Jodendom versta ik het Jodendom vanaf op zijn laatst de Babylonische Ballingschap. En hiermee komen we bij "stap 0".
Stap 0Stap 0 is de beslissende stap, hoewel het geen liberalisering is. In het Engels wordt dit mooi duidelijk: het is een
liberation, maar nog geen
liberalisation. N.B.: Het woord
liberation is hier behoorlijk cynisch. Het betreft namelijk de "bevrijding" van het joodse volk van zijn adel, dwz. zijn
krijgerskaste. Nietzsche noemt dit een "castratie" (
De wil tot macht, paragraaf 184).
Vóór deze castratie was het Jodendom nog niet monotheïstisch. Het erkende de goden van andere volkeren en kende zelf ook meerdere goden. Jahweh was onder meer de joodse
oorlogsgod, en om die reden van het grootste belang. Zonder de gunst van een machtige oorlogsgod geloofde men toen immers geen kans te maken tegen vijandige stammen en volkeren. Jahweh bleek helaas niet machtig genoeg. Of althans, dat is
Nietzsches metaforische interpretatie:
"Oorspronkelijk, vooral in de tijd van het koningschap, stond ook Israël tot alle dingen in de
juiste, dat wil zeggen natuurlijke betrekking. Zijn Jahweh was de uitdrukking van het machtsbewustzijn, van de vreugde aan zichzelf, van de hoop op zichzelf: in hem verwachtte men zege en heil [...]. Deze toestand der dingen bleef nog lang het ideaal, ook toen hij op een treurige wijze afgedaan had: de anarchie intern, de Assyriërs van buiten. Maar het volk hield als hoogste wensbaarheid gene visie van een koning vast, die een goed soldaat en een streng rechter is [...].---Maar iedere hoop bleef onvervuld. De oude god
kon niets meer van wat hij eens kon. Men had hem moeten laten gaan. Wat gebeurde er? Men
veranderde zijn concept,---men
verontnatuurlijkte zijn concept: om deze prijs hield men hem vast."
(Nietzsche,
De Antichrist, paragraaf 25, mijn vertaling.)
Het nieuwe joodse godsconcept was in feite monotheïstisch. Men had namelijk de keuze: òf in een exclusieve god geloven die machtiger was dan alle andere goden bij elkaar, òf als volk uiteenvallen. Men kon de nederlagen namelijk op twee manieren opvatten: òf Jahweh was gewoon niet
machtig genoeg, òf het joodse volk was bij hem uit de gratie gevallen. En om te geloven dat, wanneer hij hen weer gunstig gezind was, Jahweh de joden weer aan de macht zou helpen, moesten zij geloven dat hij hen hoe dan ook weer aan de macht zou
kunnen helpen---met andere woorden, dat dit hem zelfs zou lukken als alle andere goden hem daarbij in de weg zouden staan, dus dat hij machtiger was dan alle andere goden samen. Jahweh wordt vanaf dan als zodanig gezien, zodat hij in feite de enige echte god is, terwijl alle andere goden, bij hem vergeleken, slechts (al dan niet
gevallen)
engelen zijn.
Maar waarom hadden de joden zijn gunst verloren?
"[O]nder de handen van de joodse priester wordt de
grootse tijd in de geschiedenis van Israël een tijd van [moreel] verval; de ballingschap, het lange ongeluk veranderde in een eeuwige straf voor de grootse tijd[.]"
(Nietzsche, ibid., paragraaf 26.)
Om hun god en daarmee hun bestaan als volk te kunnen behouden moesten de joden een
herwaardering van waarden doorvoeren. "Wereldlijke" macht werd nu als kwaad gezien en "wereldlijke" onmacht als goed. En deze herwaardering is nog steeds niet ongedaan gemaakt; ze leeft nog steeds voort in onze post-Christelijke, nog àl te Christelijke moraal. Eén van de beroemdste joden uit de geschiedenis, Jezus van Nazareth, trok de enige logische conclusie uit deze denaturalisatie van waarden: hij verdedigde zich helemáál niet meer (om van
aanvallen al niet eens te spreken).
Werkelijk multiculturalisme is eigenlijk een soort Jezus. Een cultuurrelativistische cultuur kan zichzelf namelijk niet boven een andere cultuur prefereren---ook niet boven een cultuurmonistische cultuur die zichzelf superieur acht aan alle andere culturen. Net als Jezus, die over mensen die hem op zijn wang wilden slaan niet oordeelde, staat het de werkelijke multiculturalist niet vrij te oordelen over culturen die negatief over de zijne oordelen en consequenties aan hun oordeel verbinden. En hiermee kom ik op de reden dat ik Wilders' uniculturalisme "unikul" noem.
Ik zal mijzelf duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld. Ene J. Bonacic, wiens ingezonden brieven vaak in het gratis dagblad
Spits verschijnen, schreef op 4 december 2009 dat Wilders-aanhangers als hij slechts mensen zijn "die zero tolerance hebben voor elke vorm van asociaal, intolerant, parasitair en crimineel gedrag." Zero tolerance voor elke vorm van intolerant gedrag. Wilders is intolerant tegen intolerantie. Dit is natuurlijk inconsequent.
Stap 0 is de stap van consequente herenmoraal tot inconsequente slavenmoraal. Wilders grijpt terug op de onmogelijke positie van de
joden, die om consequent te zijn de keuze moeten maken tussen
natuurlijke waarden en
onnatuurlijke waarden. De natuurlijke waarden zijn "goed en slecht", dwz. "'wereldlijk' machtig en 'wereldlijk' onmachtig"; de onnatuurlijke waarden zijn "goed en kwaad", dwz. "'wereldlijk' onmachtig en 'wereldlijk' machtig". Wilders strijdt voor de "wereldlijke" macht van onze onnatuurlijke waarden.---